6. KLEDIJ
Voor een replica van de kleding van de Vrouw met de waterkan, kan ik rekenen op de medewerking van Hilde Van Bellingen van "De Juiste Maat" uit Temse en het advies van Hilde Van Snick, leerkracht 'Textiele Kunsten' aan de Stedelijke Academie voor Schone Kunst (SASK) van Sint-Niklaas.
Hetzelfde jasje van het schilderij "Vrouw met de waterkan" is te zien op nog 4 andere werken van Johannes Vermeer:
|
Zoals Vermeer expert Walter Liedtke welsprekend schreef:. 'Handen en het voorhoofd van de vrouw worden weergegeven alsof hun anatomie onbekend waren.
De vage vormen suggereren lichte beweging en de intensiteit van het daglicht Vergeleken met Vermeer's andere vrouwen van 1660, is ze een beetje nietszeggend, dat gedeeltelijk goed is voor haar universele aantrekkingskracht.
Ze is een icoon van huiselijkheid, een ongrijpbare figuur uit de droom van een heer. "
Een soortgelijke witte kap gedragen door de jonge vrouw in dit schilderij komt ook voor in vier andere schilderijen van Vermeer en in een ontelbaar aantal Nederlandse genreschilderkunst van die tijd, zowel vastgebonden als open.
Deze kap was deels sier en diende om het kapsel te beschermen voor en na het omkleden.
In de inventaris van Vermeer's vrouw, Catharina Bolnes, werden drie van dergelijke kappen vermeld; "Drye Witte kappen", hoewel het werd ook wel een hoofddoek genoemd in Delft.
Het is meestal gemaakt van wit linnen of soms van katoen.
Een van de meest opvallende technische aspecten van dit schilderij is het duidelijk blauwe tint van de schaduwen van de hoofddoek '. Vermeer had dit bijzondere effect al eerder gebruikt in zijn "Meisje met het wijnglas". Schilders van die tijd maakten steevast gebruik van een eenvoudig mengsel wit getemperd door zwart om de schaduwen van witte objecten weer te geven.
De introductie van het kostbare ultramarijn blauw is uniek voor Vermeers oeuvre.
De frisheid en de uitstraling van de hoofdtooi is pas 200 jaar later terug te zien, toen de Franse impressionisten begon te experimenteren met een soortgelijke techniek voor het weergeven van schaduwen met frisse kleuren in plaats van neutrale grijstinten.
De vage vormen suggereren lichte beweging en de intensiteit van het daglicht Vergeleken met Vermeer's andere vrouwen van 1660, is ze een beetje nietszeggend, dat gedeeltelijk goed is voor haar universele aantrekkingskracht.
Ze is een icoon van huiselijkheid, een ongrijpbare figuur uit de droom van een heer. "
Een soortgelijke witte kap gedragen door de jonge vrouw in dit schilderij komt ook voor in vier andere schilderijen van Vermeer en in een ontelbaar aantal Nederlandse genreschilderkunst van die tijd, zowel vastgebonden als open.
Deze kap was deels sier en diende om het kapsel te beschermen voor en na het omkleden.
In de inventaris van Vermeer's vrouw, Catharina Bolnes, werden drie van dergelijke kappen vermeld; "Drye Witte kappen", hoewel het werd ook wel een hoofddoek genoemd in Delft.
Het is meestal gemaakt van wit linnen of soms van katoen.
Een van de meest opvallende technische aspecten van dit schilderij is het duidelijk blauwe tint van de schaduwen van de hoofddoek '. Vermeer had dit bijzondere effect al eerder gebruikt in zijn "Meisje met het wijnglas". Schilders van die tijd maakten steevast gebruik van een eenvoudig mengsel wit getemperd door zwart om de schaduwen van witte objecten weer te geven.
De introductie van het kostbare ultramarijn blauw is uniek voor Vermeers oeuvre.
De frisheid en de uitstraling van de hoofdtooi is pas 200 jaar later terug te zien, toen de Franse impressionisten begon te experimenteren met een soortgelijke techniek voor het weergeven van schaduwen met frisse kleuren in plaats van neutrale grijstinten.
'Het huishouden van Johannes Vermeer
De inboedel van de kamers lijkt wat sjofel te zijn geweest, maar wel tamelijk gediffirentieerd. Het linnengoed en de gordijnen was veel noch luxueus. De kleding van de Vermeers was daarentegen tamelijk uitgebreid. Zo worden enkele mantels genoemd, zowel van Vermeer als van zijn vrouw Catharina Bolnes die twee korte met bont bezette jasjes bezat. Verder treffen we hemden aan, twee kamerjassen, enkele rokken, één broek, en artikelen als beffen, mouwstukken en 'ponietten' of voormouwen. De stof loopt uiteen van laken tot satijn. Uit de studie van Wijsenbeek is bekend dat ouders van minderjarige kinderen verhoudingsgewijs weinig kleding bezaten, in de arme lagen nauwelijks meer dan ze aan hadden. Daarvan uitgaande was de kledingkast van de Vermeers goed gevuld. Toch steekt hun kledij pover af bij wat in de rijkste kringen gangbaar was.
Het 'rekeningboek' dat Wendela Bicker, de vrouw van de Hollandse raadspensionaris Johan De Witt, in de jaren '50 en '60 bijhield van aankopen van kleding, laat een uitgebreide garderobe zien met artikelen die de Vermeers niet bezaten zoals hoeden, handschoenen, nachtkleding en slaapmutsen. Ook liet de huishoudkas van de Vermeer niet veel variëteiten in bont en zijde stoffen toe.
...
Voorwerpen als kap- en klerenstokken worden ook in de achttiende eeuw alleen in rijkere woningen aangetroffen. Luxueus was de inboedel van de Vermeers dus bepaald niet. Maar als geheel maken hun huisraad en kleding een functionele, gedifferentieerde indruk, die in dat opzicht niet ongunstig zal hebben afgestoken bij de inboedels van de meer vermogenden in Delft aan het begin van de achttiende eeuw."
(Kees Van der Wiel)
De inboedel van de kamers lijkt wat sjofel te zijn geweest, maar wel tamelijk gediffirentieerd. Het linnengoed en de gordijnen was veel noch luxueus. De kleding van de Vermeers was daarentegen tamelijk uitgebreid. Zo worden enkele mantels genoemd, zowel van Vermeer als van zijn vrouw Catharina Bolnes die twee korte met bont bezette jasjes bezat. Verder treffen we hemden aan, twee kamerjassen, enkele rokken, één broek, en artikelen als beffen, mouwstukken en 'ponietten' of voormouwen. De stof loopt uiteen van laken tot satijn. Uit de studie van Wijsenbeek is bekend dat ouders van minderjarige kinderen verhoudingsgewijs weinig kleding bezaten, in de arme lagen nauwelijks meer dan ze aan hadden. Daarvan uitgaande was de kledingkast van de Vermeers goed gevuld. Toch steekt hun kledij pover af bij wat in de rijkste kringen gangbaar was.
Het 'rekeningboek' dat Wendela Bicker, de vrouw van de Hollandse raadspensionaris Johan De Witt, in de jaren '50 en '60 bijhield van aankopen van kleding, laat een uitgebreide garderobe zien met artikelen die de Vermeers niet bezaten zoals hoeden, handschoenen, nachtkleding en slaapmutsen. Ook liet de huishoudkas van de Vermeer niet veel variëteiten in bont en zijde stoffen toe.
...
Voorwerpen als kap- en klerenstokken worden ook in de achttiende eeuw alleen in rijkere woningen aangetroffen. Luxueus was de inboedel van de Vermeers dus bepaald niet. Maar als geheel maken hun huisraad en kleding een functionele, gedifferentieerde indruk, die in dat opzicht niet ongunstig zal hebben afgestoken bij de inboedels van de meer vermogenden in Delft aan het begin van de achttiende eeuw."
(Kees Van der Wiel)